vrijdag 9 november 2012

Verzonken Rood, door Jeroen Brouwers


1. Algemene informatie

    a. Standaardtitelbeschrijving
Titel: Bezonken rood
Schrijver: Jeroen Brouwers
Eerste druk november 1981
Gelezen druk: Negenendertigste druk, oktober 2010
87 pagina’s

    b.Genre
Een (autobiografische) psychologische oorlogsroman.

    c. Samenvatting[1]
Eind januari 1981 stierf de moeder van de ik-figuur, de schrijver Jeroen Brouwers, in een bejaardentehuis. De schrijver had de laatste tijd vrijwel geen contact meer met haar. Hij voelt geen verdriet, hij wilde niet bij haar crematie aanwezig zijn, en hij wilde niet dat zijn naam op de overlijdenskaart werd vermeld. Wel liet hij zich nauwkeurig beschrijven hoe de crematieplechtigheid in zijn werk was gegaan. Op het moment dat hij hoorde dat zijn moeder was overleden dacht hij aan een geliefde van zes of zeven jaar geleden, Liza. Een maand geleden had hij haar weer gezien. 
Toen Jeroen een jongetje van een jaar of vijf was, zat hij met zijn grootmoeder, zijn moeder en zijn zusje in het vrouwenkamp in Indië. Daar leefden duizenden geïnterneerde Europese vrouwen met hun kinderen op zeer kleine oppervlakten. De familie Brouwers woonde in het aanrecht. Over die Japanse kampen is altijd relativeren geschreven, alsof het allemaal niet zo erg zou zijn. Jeroen Brouwers kan en wil de geschiedenis van die kampen niet schrijven. Daarvoor was hij toen te jong en bovendien heeft hijzelf niet geleden, hij heeft geen honger gehad, en hij is niet ziek geweest.
Het was een verschrikkelijke tijd in het kamp: de Japanners martelden en verkrachtten de vrouwen, en er was altijd honger. Maar wat er gebeurde liet de kleuter Jeroen Brouwers onaangeraakt. Dood en martelingen waren voor hem ‘dood’ gewoon. Hij nam alles gretig in zich op, en daar heeft hij nu nog steeds wroeging om. In het kamp liep hij rond met een grote helm. Hij had het boekje over Daantje, met daarin een foto van zijn vader, altijd bij zich. Zijn vader was krijgsgevangene in Japan, en zijn twee oudere broers zaten in mannenkampen op Java. 
Nettie Stevert (Jeroens vriendinnetje) en Jeroens grootmoeder stierven in Tjideng. In het kamp was Jeroen erg gehecht aan zijn moeder. Hij bleef bij haar in de buurt toen ze een keer ‘s nachts naakt buiten moest staan, hij nam altijd plechtig afscheid van haar met een Maleise zegenwens als hij mee moest met de ‘jongetjeskaravaan’, en hij liet haar hem beloven dat zij hem nooit verraden zou of in de steek zou laten. Toen het Rode Kruis een keer vrachtwagens met voedsel stuurde, werd al het eten vernietigd, uit wraak voor het vallen van de atoombom. Jeroens moeder probeerde wat rijst achter te houden, maar ze werd betrapt. Ze werd door de kampleiding vreselijk afgeranseld. Jeroen zag alles, en op dat moment hield hij op van haar te houden. 
Na de oorlog werd Jeroen door zijn ouders in Nederlandse pensionaten gestopt. Hij vond dat vreselijk; hij begreep het principiële verschil tussen de Japanse kampbewakers en de Nederlandse kloosterlingen niet. Bij het afscheid nemen van zijn moeder voelde hij zich verraden. Vanaf toen was er een soort traliewerk tussen hem en haar. Na verloop van tijd dacht hij nooit meer intensief aan haar. Af en toe belde zij hem op, maar als hij de hoorn had opgepakt, zei ze dat ze verkeerd verbonden was. Zo was hij de laatste tijd voorgoed verkeerd verbonden met zijn moeder. 

Op de avond dat zijn moeder stierf had hij bezoek van een Nederlandse schrijver. Daarna had hij op de Duitse televisie een Japanse film gezien, die nagesynchroniseerd was in het Duits. Terwijl Brouwers naar de film keek, bewerkte hij zijn voeten met een eeltschaaf. Doordat hij in het kamp altijd op blote voeten had gelopen, had hij nu nog steeds last van overmatige eeltgroei. Telkens denkt hij weer terug aan de gruwelijkheden in het kamp en telkens voelt hij weer wroeging. Hij herinnert zich een feestje waar hij, halfdronken, met een geweer had geschoten op de afbeelding van een naakte vrouw. Plotseling herinnerde hij zich hoe zijn moeder had gestaan in het licht van de schijnwerpers, met verschillende geweren op haar gericht, en hij was toen in huilen uitgebarsten. In de dagen tussen de dood en de crematie van zijn moeder hoopte hij dat zijn moeder hem zou bellen en dat ze met de stem van Liza zou zeggen: ‘Ik houd van je. Kom je naar me toe?’ 
Jaren geleden was hij een paar dagen bij Liza geweest. Het stadje waar ze woonde was versierd. Er was een Maria-optocht geweest waar Liza ook in had mmegelopen, ze was schooljuffrouw. Hij had zich toen voorgesteld dat Liza een soort moeder voor hem was. Later had hij een angstdroom gehad waarin hij Liza en zijn moeder met elkaar verward had. 
Wat er gebeurd was in het Tjiding-kamp hield hem nog wel 30 à 40 jaar bezig, maar nu hij het opgeschreven had, hoefde hij het niet meer te onthouden en viel het van hem af. 
Toen zijn dochtertje werd geboren wilde hij er niet bij zijn, want hij herinnerde zich het ‘kikkeren’ in het kamp en hij vond dat door de geboorte van een kind de schoonheid van de vrouw duurzaam beschadigd werd.
De ik-figuur gaat nauwkeurig na wat zijn moeder op de avond van haar dood gedaan heeft. Alle tv-programma’s van de avond schrijft hij op. Opnieuw brengt hij Liza in verband met zijn moeder. Hij bekijkt de fotoalbums van zijn moeder. Hij citeert uit een brief van zijn moeder aan zijn vader, geschreven op 5 oktober 1945, toen zij nog in het kamp verbleef. Hij geeft een beschrijving van haar crematie. Op diezelfde dag reed hij geheel overstuur door de bossen. Het was erg mistig. In een bos dacht hij weer terug aan de kamptijd. Met de plechtige Maleise zegenwens nam hij afscheid van zijn moeder. Maar er gebeurde niets. Hij reed terug naar huis en ging zogenaamd onaangeraakt verder met zijn werk: hij schreef een boek over zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur.

Ik heb de samenvatting van het internet gehaald, maar iets bewerkt en ingekort.

2. Verwachtingen

Ik ging dit boek in eerste instantie lezen doordat iemand het mij aanraadde. Toen deze mij vertelde waar het boek over ging, werd ik nieuwsgierig. Ik had namelijk al wel veel gelezen en gehoord over de kampen in Duitsland en Polen, maar nog niet over die in Indonesië. Het leek mij dus wel interessant om ook over de kampen in de Tweede Wereldoorlog in het toenmalige Nederlands-Indië te lezen.
Ik verwacht dus een verhaal over hoe het leven was in zo’n kamp, en hoe dit het leven van de hoofdpersoon verder heeft beïnvloed.

3. Motieven en thema

Het boek heeft veel verschillende motieven. In het boek wordt vaak ‘kwaak kwaak’ gezegd. Dit slaat terug op het uitvoeren van kikkersprongen tijdens een urenlange ‘’bijeenkomst’’ op het plein. Hiertoe werden de vrouwen en kleine kinderen in het kamp gedwongen door de Jappen.
Ook is angst een terugkerend onderwerp. De hoofdpersoon leeft eigenlijk in angst. Zijn grootste angst is dan ook de angst om te leven. Ook de dood komt vaak in het verhaal terug: de hoofdpersoon heeft het vaak over de dood van zijn moeder en de dood van mensen in het kamp.
Daarbij zijn er ook vaak verwijzingen naar het boek ‘Daantje gaat op reis’. De hoofdpersoon maakt hier allerlei varianten op, net hoe ze maar in de situatie passen.

Het thema van het boek komt duidelijk naar voren, de relatie tussen Jeroen Brouwers en zijn moeder. Hij is telkens naar een moederfiguur op zoek, nadat hij haar heeft verloren. Hij heeft van zijn moeder een ideaalbeeld, dat langzaam maar zeker om slaat in haat, nadat ze eerst door de Japanners geslagen wordt en daarna (nadat de oorlog voorbij is) hem in pensionaten stopt. In zijn hele verdere leven blijft hij zoeken naar het ideaalbeeld van zijn moeder.

4. Beoordeling

Beoordeling van de schrijfstijl
De schrijfstijl is op sommige punten erg prettig om te lezen, op sommige punten vond ik het lastig om te lezen. Brouwers gebruikt best veel dubbelzinnigheid en dit vond ik meestal wel moeilijk om te begrijpen.

Een voorbeeld hiervan is de laatste zin: ‘Later begon het te waaien, en ontstonden er waterdruppels tegen de buitenkant van het raam, die langzaam over het glas begonnen te schuiven, zodat er tussen mij en mijn andere ik een webachtig traliemotief ontstond en ik mijn gezicht in de mist in vloeibaarheid zag ontbinden’. (pagina 87)

Beoordeling van de inhoud
Tijd: het verhaal speelt zich af van 1943 tot en met 1945 en in het jaar 1981. Ook zijn er een aantal flashbacks naar een jaar of zeven eerder, wanneer hij een relatie heeft met Liza.
Het is natuurlijk duidelijk te merken dat het verhaal in het kamp, van 1943 tot en met 1945, in een hele andere tijd afspeelde. Op dit moment kan ik me dat niet voorstellen, dat is namelijk toch een wereld van verschil met hoe wij nu leven. Het jaar 1981 is al een groot verschil minder. Hierbij was de afstand tussen de wereld van nu veel minder merkbaar.

Vertelperspectief: Het verhaal wordt verteld vanuit de ik persoon, Jeroen Brouwers. Daardoor wordt het verhaal veel echter, omdat men zo ook over zijn gevoelens en gedachten leest. Daardoor wordt niet alleen het verhaal echter, maar kan men ook zijn gedrag en eigenlijk hele leven beter begrijpen.

5. Eindoordeel





Ik vond het een mooi, maar ook apart boek om te lezen. Er zit veel dubbelzinnigheid in, maar de manier waarop het verhaal wordt verteld is wel erg apart. Je kunt duidelijk merken dat de persoon in angst leeft en een heel ingewikkeld, moeilijk leven heeft. Dit is goed op te maken uit:

‘Ik ben niet ‘lief’, ik ben ‘hard’, en ‘bitter’, ik ben ‘gevoelloos’. Ik ben ziek van levenshaat, mensenhaat, vrouwenhaat. Ik ben ziek van angst.’ (Pagina 84)

Ik vind verhalen over het kamp er mooi geschreven. Het is uit de ogen van een vijfjarige, en die kijkt toch op een andere manier naar zo’n kamp dan een volwassene. De onschuld waarmee hij in dat kamp leeft is apart om te lezen. Zo ook in het volgende stukje:

Een Japanner ranselt een vrouw af. De vijfjarige Jeroen reageerde als volgt:

‘Met nog een paar andere kinderen huppel ik mee, schaterend bij het zien hoe de vrouw met haar gezicht in een hoop drek wordt geduwd. ‘ (Pagina 36)

Brouwers besefte in die tijd dus niet wat er eigenlijk aan de hand was. Hij leefde toen in alle onschuld.

Mijn verwachtingen waren dus juist, het verhaal gaat inderdaad over iemand die over zijn jeugd in het kamp verteld en hoe daardoor zijn verdere leven beïnvloed werd.

Mijn conclusie: soms een tikkeltje moeilijk te lezen, maar wanneer ik het begreep, vond ik het een boeiend en mooi boek.

6. Bronnen

- http://www.boekverslag.nl/Verslag/Bezonken+rood/

 en als voetnoot vermeld:


[1] http://www.samenvattingen.com/documenten/6415510/Bezonken+rood+Brouwers%2C+Jeroen/?q=bezonken%20rood



dinsdag 30 oktober 2012

Artur en de middeleeuwse literatuur


Koning Artur en de middeleeuwse literatuur

Hoofdstuk 1: De Middeleeuwen

1.       Bij geschiedenis heb je les gehad over de Middeleeuwen. Schrijf in trefwoorden op wat je nog weet van de Middeleeuwen.
-          Ca. van 500 tot 1500 na Christus.
-          Opdeling in de adel, geestelijkheid en het gewone volk.
-          Veel ridders
-          Eerste teksten, vooral in het Latijn
2.       Zoek op wat de drie voornaamste verschillen zijn tussen Karel- en Arturromans. Maak hierbij gebruik van je literatuurboek of bijvoorbeeld van het hoofdstuk ridderliteratuur op Internet.
-          In de Karelromans draaide het veel om gevechten en oorlog, vaak om gelovige redenen. Bij de Arturromans ligt de nadruk meer op het individuele gevecht en niet op de bloederige massagevechten.
-          Een ander kenmerk van de Karelroman is dat de vrouw ondergeschikt is, terwijl bij de Arthurromans de vrouw juist wordt verheerlijkt. De ridders in de Arthurromans moesten de vrouwen beschermen, terwijl de ridders in de Karelromans de vrouw dat niet hoefden en soms zelfs de vrouwen slecht behandelden.
-          De hoofdpersonen in de Arturromans zijn altijd de ridders van Artur of Artur zelf. Bij de Karelromans zijn de hoofdpersonen (historische) figuren die niet perse aan Karel de Grote gebonden waren.
3.       Vertaal de eerste 25 verzen van de Arturroman Ridder metter mouwen in het Nederlands.

Ons vertelt die aventure
Het avontuur vertelt ons
Dat coninc Artur op dese ure
Dat koning Artur op dit uur
Hilt een hof soe over groet
Een hofdag houdt
In die stat te Kardeloet
In de stad Kardeloet
Recht op enen tsinxen dach
Op een Pinksterdag
Datmen nie gelijc des ne sach.
Dat men niet zo vaak zag.
Die coninc hi droech crone doe
De koning droeg zijn kroon
Entie coninginne mede alsoe
En zijn koningin ook
Daer was menech riddere te hove,
En er waren vele ridders,
Stout ende van goeden love.
Dapper en voortreffelijk.
Die coninc hadde oec doen maken
Waar de koning voor hen had laten maken:
Roet samijt ende scharlaken
Een rode fluwelen en scharlaken
Mantel ende roc, vif hondert paer,
Mantel en rok, vijfhonderd paar,
Vol hermerijns wit ende claer,
Vol met helder wit,
Ende dor op blau sindael dor houwen.
En met blauwe zijde gevoerd.
Daer waren ridderen ende joncfrouwen
Daar waren ridders en jonkvrouwen
Met diren clederen ende met goeden
Met hun kleren en goede
Geaetsemeert, die hem wel stoeden.
Uitdosting, die hen wel stonden.
Daer waren Vm ridders snel,
Daar waren snel 5000 ridders
Van prise groet, wetic wel.
Voortreffelijk, dat weet ik wel.
Doe gine die conine messe horen
Toen ging de koning de mis bijwonen
Met menegen riddre ut vercoren
Met ridders die waren uitverkoren.
Erec ende Ydier, wet vor waer,
Erec en Ydier, dat weet ik zeker,
Gingen vorden coninc daer,
Gingen voor de koning uit,
Met tween guldinen roeden
Met twee goude staven
Ende weerden die te bi stoden.
En hielden mensen die te dichtbij stonden tegen




Hoofdstuk 2: Middeleeuwse boeken

1.       Leg uit wat de uitdrukking monnikenwerk - letterlijk en figuurlijk - te maken heeft met het schrijven van boeken in de Middeleeuwen.
De monniken waren in de Middeleeuwen degenen die boeken schreven, dat is dus de letterlijke betekenis. Figuurlijk wordt het woord monnikenwerk bedoeld als iets waarvoor men intensieve arbeid moet verrichten. In de Middeleeuwen moest men dat ook, het kostte de schrijver veel arbeid en moeite om een boek te schrijven.
2.       Er zijn prachtige middeleeuwse handschriften bewaard gebleven. Bijvoorbeeld de Spieghel Historiael van Jacob van Maerlant. Bekijk een bladzijde van dit boek en omschrijf kort de betekenis van de volgende termen: gehistoriseerde initiaal, miniatuur, rubriek, lombarde, marginalia.
-          Gehistoriseerde initiaal: een grote initiaal (beginletter) waarin een voorstelling is aangebracht; markeert het begin van een werk en/of het begin van belangrijke onderdelen daarvan.
-          Miniatuur: een getekende of geschilderde illustratie.
-          Rubriek: in rode inkt aangebrachte tekstgedeelten (met name opschriften), die de tekst visueel structureren.
-          Lombarde: een grote beginletter, gewoonlijk een tot drie regels hoog (maar wel kleiner dan initialen), meestal in een kleur en soms van enig penwerk te zien.
-          Marginalia: randversieringen, soms zeer grotesk uitgevoerd.

Hoofdstuk 3: Literaire cultuur

1.       Tegenwoordig hebben romans een titelpagina. Dat is eigenlijk al zo sinds de boekdrukkunst. Probeer te verklaren waarom middeleeuwse handschriften niet zo'n pagina hebben. Betrek in je antwoord de productie van boeken en de paragraaf lezen en luisteren. Geef ook aan waarom de middeleeuwse drukkers de titelpagina hebben uitgevonden.
Het produceren van boeken was niet goedkoop. Daarom was het in de Middeleeuwen zo, dat meestal de edelen (degenen die veel geld hadden), op bestelling een boek wilde laten maken. De edelman wist dus al wat voor boek hij kreeg en wilde niet zo graag extra te betalen voor een titelpagina.
Toen de boekdrukkunst werd uitgevonden, kwamen er meer boeken in de omloop. Het proces van het boeken maken was immers sneller en dus ook goedkoper. Omdat men dus niet zo snel meer opdracht gaf om boeken de verkopen, wisten de meeste kopers niet wat voor soort boek het gekochte boek was. Om dit duidelijker aan te geven, vonden de middeleeuwse drukkers de titelpagina uit.
2.       Leg uit hoe het komt dat elk middeleeuws boek een uniek exemplaar is.
De boeken werden niet allemaal door dezelfde kopiist gekopieerd. Daarbij zou het ook zo zijn, zijn handschriften en illustraties nooit helemaal precies hetzelfde zouden zijn als hij wel meerdere malen een boek maakte.
3.       Zoek in het fragment van Ridder metter mouwen een vers waaruit blijkt dat het de bedoeling van de schrijver was dat de tekst hardop zou worden voorgedragen.
De eerste regel, namelijk: Het avontuur vertelt ons.
Hier blijkt uit dat de schrijver wilde dat het avontuur hardop sprekend zou worden verteld.

Hoofdstuk 4: Artur in Brittannië

1.       Noteer kort wat in je opkomt bij het horen van de naam koning Artur.
-          Koning Artur en koningin Guinevere
-          Het verhaal van Lancelot en Guinevere
-          De ridders van de ronde tafel; o.a. Gawain, Percival, Lancelot.
-          De zoektocht naar de heilige graal
-          Het zwaard Excalibur
-          De Vrouwe van het Meer
2.       Waarom worden Arturromans ook wel Keltische romans genoemd?
Omdat de Kelten de oorspronkelijke inwoners van Groot-Brittannië waren. Zij hebben ook vele verhalen van Artur overgeleverd.
3.       Hoe zijn de verhalen over Artur op het vasteland bekend geworden?
De Britten werden van alle kanten aangevallen; door de Scotten, de Picten en de Germaanse stammen. De Germaanse stammen, of Angelsaksen, dreven de Kelten naar het westen van Brittannië, maar ook vluchtten vele Kelten naar het Franse vasteland. Zo hebben die Kelten ervoor gezorgd dat hun verhalen over Artur ook bekend werden op het vasteland van Europa.

Hoofdstuk 5: De literaire Artur

1.       Zoek op Internet, in Encarta of een andere bron, informatie over Chrétien de Troyes. Schrijf iets over zijn leven, vermeld de titels van zijn teksten en ga in op de betekenis die hij heeft gehad voor de Arturroman.
Over het leven van Chrétien de Troyes is niet heel veel bekend. Hij leefde van ca. 1135 tot 1183. Tussen 1860 en 1181 woonde hij in Troyes, waar hij hofdichter was aan het hof van de hertogin van Champagne, Maria. Daarna was hij in het hof van de graaf van Vlaanderen, Filips van de Elzas, waar hij waarschijnlijk de inspiratie kreeg voor de verhalen over de graal.
Chrétien schreef vijf Arturromans: Érec et Énide, Cligès, Lancelot of Le chevalier à la charrette, Yvain of Le chevalier au lion en Perceval of Le conte du graal. De laatste heeft hij niet meer af kunnen maken, hij stierf en liet het werk onvoltooid achter.
Chrétien maakte met zijn Arturromans een grote belangstelling voor de verhalen over Artur en zijn ridders. De verhalen werden ver verspreid en overal werden vertaling gemaakt. Chrétien heeft de Arturromans dus eigenlijk populair gemaakt.
2.       Leg uit waarom de verhalen over koning Artur en zijn ridders enorm populair waren aan de Europese hoven.
Ridders vonden het in die tijd natuurlijk leuk om over andere ridders te horen. Het verhaal is herkenbaar en daarbij kan men ervan leren: ridders waren in de Arturromans erg hoofs. Hoofsheid is een aanbevolen gedragswijze voor goed gedrag. Daarbij hoorden onder andere goede tafelmanieren, correcte kleding, nette omgang met anderen en rekening houden met de ander. De ridders in die tijd wilden natuurlijk graag lijken op de beroemde ridders uit de verhalen.
3.       Leg in je eigen woorden uit wat registrale kunst betekent.
Bekende kenmerken van een verhaal worden in de nieuwe tekst verwerkt op een andere manier, bijvoorbeeld een andere rangschikking, zodat er een nieuw verhaal ontstaat.
4.       De middeleeuwse Arturromans lijken op onze detectives, thrillers of doktersromans. Verklaar deze bewering.
In Arthurverhalen wordt veel gevarieerd met bekende kenmerken, zoals in vraag 3 besproken. Ook in detectives, thrillers of doktersromans wordt dit veel gedaan. De bekende kenmerken zitten namelijk altijd in dat soort verhalen, en meestal is de afloop ook wel voorspelbaar. Hetzelfde geldt voor de Arthurromans.
5.       Arturromans zijn spiegels van hoofsheid. Onder andere blijkt dit uit de pracht en praal aan het hof en de manier waarop de ridders en jonkvrouwen met elkaar omgaan. Ander kenmerk is dat het begin van een Arturroman vaak vaste elementen bevat. Lees het begin (vers 1 t/m 86) van de Ridder metter mouwen. Noteer:
a.     Welke typische hoofse elementen het fragment bevat.
-          De kleding van de aanwezigen is netjes.
-          Voor het eten worden de handen gewassen.
-          Tijdens de maaltijd werd voortreffelijk bediend.
b.     Welke stereotype beginkenmerken je herkent.
-          De dag begint goed; er gebeurt niets vreselijks.
-          Dan opeens komt er een vreselijk bericht.
6.       Lees de tekstpagina over de middelnederlandse Arturroman Ferguut en het fragment met het gesprek tussen Ferguut en de jonkvrouw Galiene. Geef antwoord op de volgende vragen:
a.     In het gesprek tussen Ferguut en Galiene is sprake van een miscommunicatie. Welke?
Ferguut begrijpt Galiene niet goed en beseft niet dat Galiene echt van hem houdt. Ferguut denkt dat ze een spelletje met hem speelt.
b.     Leg uit of Ferguut een hoofse ridder is die begrepen heeft wat de hoofse liefde inhoudt?
Pas op het einde is hij een hoofse ridder. In het begin zeker niet, hij is namelijk niet respectvol tegenover de ander. Ook wil hij alleen maar vechten en hij houdt totaal geen rekening met de ander. Het is ook niet zo dat hij de vrouw, waaraan hij eerbied had moeten tonen, goed behandeld.
7.       Rond 1100 liepen er op het Europese continent heel wat Waleweins en Arturs rond. Leg uit waar dat een aanwijzing voor is en waarom.
De verhalen over Artur en zijn ridders waren zeer populair. Dat blijkt wel, er waren namelijk veel Waleweins en Arturs rond 1100. Mensen vinden het altijd leuk om hun kinderen bekende namen te geven, en een goede keus is dan zeker de naam van een eervolle ridder.
Hier blijkt dus uit dat Artur populair was, omdat anders mensen niet hun kinderen namen gaan geven uit de Arturverhalen.
8.       Welk ridderideaal wordt in de Graalromans gepropageerd? Zoek op, in Encarta, op Internet of een andere bron, met wat voor soort tochten de opkomst van dat nieuwe ideaal te maken heeft.
In de Graalromans draait het allemaal om het christelijke geloof. De graal was immers een heilig, christelijk voorwerp. Vanaf de 11e eeuw werden er kruistochten gehouden. Tijdens die kruistochten ging men strijden voor het Heilige Land, tegen de vijanden van het christendom (meestal de moslims).

Hoofdstuk 6: De tastbare Artur

1.     Arturs Ronde Tafel leeft in onze tijd voort in het verschijnsel van de rondetafelconferentie. Leg uit wat dit verschijnsel te maken heeft met de Ronde Tafel uit de Arturverhalen.
De ronde tafel in Arthurs verhalen staat voor gelijkheid. Er zit namelijk niemand aan het hoofd bij een ronde tafel, dus betekent het dat iedereen gelijk is.  In de huidige rondetafelconferentie betekent een ronde tafel precies hetzelfde; iedereen is gelijk.
2.     Heel wat plaatsen in Groot-Brittannië worden in verband gebracht met koning Artur. Op deze kaart zie je er een aantal. Stel, een club bekenden (vrienden, familie) vraagt jou - want inmiddels ben je Arturdeskundige - ze rond te leiden langs een aantal bezienswaardigheden waar de geest van onze legendarische koning nog rondwaart. Stippel deze route uit en besteed daarbij in elk geval aandacht aan de volgende plaatsen: Tintagel, Winchester, South Cadbury, Glastonbury, Dozmary Pool en Salisbury. Noteer in welk opzicht deze plaats verband houdt met koning Artur (wat is er te zien?) en schrijf over elke bezienswaardigheid kort wat toeristische informatie die je zou kunnen gebruiken tijdens een rondleiding. Om aan je informatie te komen kun je van Internet gebruik maken, maar bijvoorbeeld ook van reisgidsen over Engeland. Een hele mooie is die van Dominicus: In de voetsporen van koning Arthur, geschreven door Nicki Bullinga.
-          Als eerste gaat men naar Tintagel. Tintagel ligt in het noorden van Cornwall, langs de kust. Het plaatsje, en vooral het bijbehorende kasteel staat bekent om de relatie met Arthur. Men zegt dat dit plaatsje/kasteel de geboorteplaats is van Artur. Of dit waar is weten we niet, maar de ruïnes die er staan, zijn zeker een bezoekje waard.
-          Daarna gaat men naar Winchester. In de enige overgebleven zaal van kasteel Winchester, hangt het tafelblad van de Ronde Tafel van Artur. Onderzoek heeft dan wel uitgewezen dat dit tafelblad niet de Ronde Tafel van Arthur is (het stamt namelijk uit de 13e eeuw, veel later dus), maar dan nog is het zeer de moeite waard om er eens rond te neuzen.
-          Tegenwoordig is het niet veel meer dan een heuvelfort, maar eens zou vlakbij het plaatsje South Cadbury het legendarische Camelot hebben gelegen. Tussen de groene heuvels ligt het fort, waarvan veel mensen beweren dat daar ooit het grootse kasteel van koning Artur heeft gestaan.
-          De reis wordt vervolgd naar Glastonbury. Sommigen beweren dat hier ooit het eiland Avalon heeft gelegen. Volgens de legende zou Artur hier begraven zijn. Ook is het legendarische zwaard Excalibur op Avalon gemaakt.
-          Daarna gaat men naar Dozmary Pool. Hiervan wordt gezegd dat dit het meer is waar Artur Excalibur kreeg van de Vrouwe van het Meer. Ook wordt gezegd dat dit de plek is waar het zwaard weer werd ingegooid, toen Artur op sterven lag en het zo wilde.
-          Als laatste doet men Salisbury aan. Bij Salisbury zou het laatste gevecht tussen Artur en Mordred hebben plaatsgevonden. Op de grond van de Salisbury Plain zou Artur gestorven zijn. Natuurlijk is ook Stonehenge een bezoek waard!

Bronnen:

http://www.kingarthursknights.com/arthur/legendary.asp

maandag 11 juni 2012

Verwerkingsopdracht 2: vergelijking vertelinstanties


Vergelijking van twee vertelinstanties
In ‘De schilder en het meisje’ van Margriet de Moor is gekozen voor een auctoriale vertelinstantie, in ‘Een schitterend gebrek’ van Arthur Japin is gekozen voor een ik-vertelinstantie.
Mijn voorkeur gaat uit naar de auctoriale vertelinstantie van ‘De schilder en het meisje’. Dat komt, omdat ik het prettig vind tijdens het lezen zo veel mogelijk details te weten. In het geval van een auctoriale vertelinstantie kom je veel meer te weten, omdat men alleen de gebeurtenissen, die ervaren worden door de ik-verteller, leest. Ik vind het leuk om meer dingen te weten te komen dan alleen de ik-verteller weet. In ‘De schilder en het meisje’ geeft de verteller uitleg over hoe iemand zich voelt, nadat hij of zij dagenlang opgesloten heeft gezeten. Dit soort kleine stukjes maken voor mij het verhaal leuk om te lezen. Wat ik wel vind, is dat dit soort stukjes in sommige boeken veel te lang zijn en daardoor langdradig worden.
Toch wil dit niet zeggen dat ik het niet leuk vind om een ik-vertelinstantie te lezen. In sommige boeken is dat juist prettiger. Maar het zijn beide historische romans, en daarom vind ik de auctoriale instantie prettiger. Dit komt, omdat ik me niet heel goed kan voorstellen hoe het leven was vroeger. Als dan de schrijver meer details vertelt, dus niet alleen over de hoofdpersoon, kan ik me iets meer voorstellen en vind ik het ook leuk om te lezen.
Mijn conclusie is dat ik de auctoriale vertelinstantie leuker vind om te lezen bij historische romans dan de ik-vertelinstantie, omdat er meer details worden gegeven, die ik zeer leuk vind om te lezen.

Verwerkingsopdracht 1: omslagen


Verwerkingsopdracht 1: omslagen

Red ons, Maria Monatelli, door Herman Koch

De omslag van dit boek is opvallend, omdat het blauw is, waardoor het boek tussen sobere kleuren meteen opspringt. Als iets opvalt, kiezen mensen het eerder. Het lettertype is niet echt opvallend, het is gewoon duidelijk wat er staat. De afbeelding met de schoenen begrijp ik niet helemaal, maar ik heb het boek ook niet gelezen, dus er zal wel een goede verklaring voor zijn.
Ik zou dit boek snel kiezen, omdat het opvalt door vooral de blauwe kleur.

Waterstudies, door K. Michel

Deze omslag heeft saaie kleuren, maar wat wel opvalt, is de titel. Die staat verticaal in plaats van horizontaal. Het lettertype dat gebruikt is, is niet heel opvallend.
Ik zou dit boek niet erg snel kiezen, omdat de blauwe omslag van ‘Red ons, Maria Monatelli’, mij dan toch meer aanspreekt.

Vast, door Ton Anbeek

Ik vind deze omslag heel erg opvallend. Ten eerste is de omslag rood, waardoor het boek al opvalt. Ten tweede zijn de letters heel erg opvallend. Ik weet niet precies wat de letters moeten voorstellen, maar dat het opvalt is zeker.
Persoonlijk zou ik dit boek snel kiezen, omdat ik nieuwsgierig ben naar wat de betekenis van de letters zou kunnen zijn.

Joe Speedboot, door Tommy Wieringa

De omslag van dit boek vind ik apart, omdat er een grote foto op staat, waarvan ik geen betekenis kan afleiden. Waarschijnlijk zal dit in het boek wel uitgelegd worden, maar een jongen met een sinaasappel vind ik wel een beetje apart.
Vanwege die sinaasappel zou ik het aan de ene kant wel kiezen, omdat dat apart is, maar aan de andere kant vind ik het een rare omslag.

Het moest maar eens gaan sneeuwen, door Tjitske Jansen
Deze omslag is ook apart, maar deze vind ik wel grappig met het kind met de zwembril. Wel vraag ik me nu af sterk wat voor gedichten het zijn, ik heb de neiging te denken dat het hele rare gedichten zullen zijn.

De zonnewijzer, door Maarten ‘t Hart

Bij deze omslag heb ik niet het gevoel dat ik het boek snel zal kiezen. Het lettertype en de kleuren vind ik persoonlijk saai aandoen. De afbeelding maakt dat je toch nog enigszins naar het boek wordt getrokken, omdat dat wel opvalt. Toch zou ik eerder voor de boeken kiezen waarvan ik de omslagen al eerder heb besproken, omdat die meer opvallend zijn.

Een hart van steen, door Renate Dorrestein



Van dit boek waren veel verschillende omslagen, ik heb degene genomen die mij het meest aansprak. Opvallend aan deze omslag ik de gele kleur. Het lettertype is niet heel erg opvallend, maar de afbeelding dan weer wel. Het is een wieg met een baby en daaromheen scharen.
Door die scharen ben ik wel nieuwsgierig geworden, naar wat die voor betekenis kunnen hebben.

Het diner, door Herman Koch


Net als ‘Red ons, Maria Monatelli’, is deze omslag ook erg blauw. Daardoor valt het boek wel snel op. Ook hier is het lettertype niet echt bijzonder, wel zie je gelijk de krab die op het bord ligt (wat refereert naar het diner).
Net als bij ‘Red ons, Maria Monatelli’, zou ik dit boek snel kiezen, omdat de blauwe kleur gelijk opvalt ,

Conlusie
Over het algemeen zou ik het snelste ‘Vast’ van Ton Anbeek kiezen, als ik tenminste op de omslag af zou gaan. Ik ben wel nieuwsgierig naar wat de letters precies moeten voorstellen en vind persoonlijk rood een mooie kleur, dus dat is voor mij ook al snel een reden om dit boek te kiezen.

Of het vanuit verkooptechnisch punt ook de beste is, weet ik niet zo heel zeker, maar wat wel heel zeker is, is dat de omslag heel erg opvalt door het lettertype(of eigenlijk de letters). Misschien denken mensen dan sneller dat ze dit boek zullen kiezen en is het dat opzicht een goede omslag.